Prinsjesdag voor u als dga met uw eigen bv
In het Belastingplan 2023 zit een groot aantal fiscale maatregelen die directeur-grootaandeelhouders (dga’s) direct raken. In deze notitie komen de belangrijkste maatregelen voor u als dga aan de orde. Let wel, het zijn alleen zaken die specifiek over dga’s en hun eigen bv in het mkb gaan. Los van deze maatregelen zijn er nog veel meer fiscale wijzigingen aangekondigd.
Hierbij geldt een groot voorbehoud: deze notitie is geschreven op basis van de inhoud van het Belastingplan 2023 en andere documenten die op Prinsjesdag zijn gepubliceerd, oftewel wetsvoorstellen. Het kan zijn dat de definitieve uitwerking van de plannen in de uiteindelijke wetgeving anders wordt.
Tarief vennootschapsbelasting
Winst in een bv wordt belast met vennootschapsbelasting (Vpb). Het Vpb-tarief gaat per 1 januari 2023 omhoog:
- het tarief in de lage Vpb-schijf gaat van 15% naar 19% zodat over de eerste schijf 4% meer belasting verschuldigd wordt;
- daarnaast gaat de lengte van de eerste lage Vpb-schijf omlaag van € 395.000 naar € 200.000, zodat bv’s sneller in de tweede hoge Vpb-schrijf van 25,8% vallen.
Wat betekent dat concreet voor u:
- bv’s gaan meer Vpb betalen;
- u kunt beter winsten in 2022 laten vallen dan in 2023, dan betaalt u minder Vpb;
- als de winst van uw bv ruim in de tweede schijf van 25,8% valt, ofwel bij een winst in de bv vanaf € 200.000, moet u erover nadenken of u die winst niet beter kunt verdelen over meerdere (nieuwe) bv’s. Dat scheelt 6,8% Vpb over de winst boven € 200.000.
In een tabel:
Belastbaar bedrag | Vpb | |
van | tot | |
0 | 200.000 | 19,000% |
200.000 | – | 25,800% |
Tarief aanmerkelijk belang (box 2)
Als een bv dividend uitkeert aan haar dga, wordt dat nu nog belast met één vast tarief van 26,9% inkomstenbelasting in box 2. Ongeacht de hoogte van het dividend. Dit, afgezien van de voorheffing van 15% dividendbelasting die de bv bij het uitkeren van het dividend als voorbelasting inhoudt. Die ingehouden dividendbelasting wordt verrekend met box 2-heffing.
In 2023 blijft het box 2-tarief 26,9%. Het box 2-tarief verandert met ingang van 1 januari 2024. Er komen vanaf dan twee schijven:
- de eerste € 67.000 bruto dividenduitkering wordt belast tegen 24,5%, wat in feite een verlaging van het tarief van 2022 met 2,4% betekent;
- het meerdere bedrag dat aan bruto dividend wordt uitgekeerd wordt belast tegen 31%, wat een verhoging van het tarief met 4,1% betekent.
Wat betekent dat concreet voor u:
- als u een dividend uitkeert dat minder is dan € 67.000, betaalt u vanaf 2024 2,4% minder inkomstenbelasting. Dan kunt u wellicht beter het uitkeren van dividend uitstellen tot 2024;
- maar als u een hoger dividend uitkeert (bijv. voor de financiering van een grotere privébesteding) betaalt u juist 4,1% meer box 2-heffing. In dat geval kunt u beter in 2023 dat grotere dividend uitkeren dan in 2024;
- hebt u een fiscaal partner? Dan kunnen de fiscaal partners vanaf 2024 gezamenlijk € 134.000 (2 x € 67.000) dividend uitkeren tegen het lage tarief van 24,5%.
In een tabel:
Box 2-inkomen | IB | |
van | tot | |
0 | 67.000 | 24,5% |
67.000 | – | 31,0% |
Combinatie van Vpb en box 2-heffing
Winst die een bv behaalt, wordt eerst belast met 19% – 25,8% vennootschapsbelasting (tarief 2023). Als die nettowinst van de bv (lees: het belastbaar bedrag van de bv na het betalen van Vpb) als dividend wordt uitgekeerd, wordt dat dividend vervolgens nog eens belast met 24,5% – 31% box 2-heffing (tarief 2024).
Wat een dga uiteindelijk aan belasting betaalt, heet ‘integrale heffing’. De hoogte daarvan hangt dus af van twee factoren:
- hoe hoog de winst in de bv is;
- hoeveel dividend uitgekeerd wordt.
Door de wijziging van het Vpb-tarief in 2023 wordt het integrale tarief in 2023 als volgt:
Belastingheffing | Winst ≤ € 395k | Winst > € 395k |
Winst bv | 100,000% | 100,000% |
Vpb | -19,000% | -25,800% |
Nettowinst | 81,000% | 74,200% |
Ab-heffing (26,9%) | -21,789% | -19,960% |
Netto dividend | 59,211% | 54,240% |
Effectief tarief | 40,789% | 45,760% |
De integrale heffing bedraagt vanaf 2024 minimaal 38,845% en maximaal 48,802%.
In een tabel:
Belastingheffing | Winst ≤ € 200.000 | Winst > € 200.000 | ||
Box 2-tarief | 24,5% | 31,0% | 24,5% | 31,0% |
Winst bv | 100,000% | 100,000% | 100,000% | 100,000% |
Vpb | -19,000% | -19,000% | -25,800% | -25,800% |
Nettowinst | 81,000% | 81,000% | 74,200% | 74,200% |
Box 2-heffing | -19,845% | -25,110% | -18,179% | -23,002% |
Netto dividend | 61,155% | 55,890% | 56,021% | 51.198% |
Integraal tarief Vpb/IB | 38,845% | 44,110% | 43,979% | 48,802% |
De wijziging van het Vpb-tarief in 2023 en het box 2-tarief in 2024 betekent concreet voor u:
- de ‘integrale heffing’ die u uiteindelijk als dga betaalt bedraagt minimaal 38,845% en maximaal 48,802%;
- het is belangrijk om de winst per bv lager te houden dan € 200.000 en per jaar niet meer dan € 67.000 dividend uit te keren, dan is de ‘integrale heffing’ het laagst, namelijk 38,845%;
- spreiding van winsten over meerdere bv’s en spreiding van dividenduitkeringen over meerdere jaren kan lucratief zijn
Loon van de dga
Het loon van een dga moet nu als hoofdregel ten minste 75% van het loon van een werknemer met de meest vergelijkbare dienstbetrekking bedragen, met een minimum van normaal gesproken € 48.000.
Dat loon wordt vanaf 2023 100% van het loon van een werknemer met de meest vergelijkbare dienstbetrekking. Dat houdt in dat in een aantal gevallen het dga-loon moet stijgen.
Als u een holding en een werkmaatschappij hebt, raakt dit indirect ook de verhouding tussen de management fee en het dga-loon. Nu wordt in de praktijk vaak de vuistregel gehanteerd dat de management fee ongeveer 100/65e van het dga-loon hoort te zijn. Let wel, dit is een vuistregel waarop veel uitzonderingen van toepassing zijn. Die verhouding wordt vanaf volgend jaar 100/90e van het dga-loon.
Wat betekent dat concreet voor u:
- de Staat verwacht dat door deze maatregel een aantal dga’s hun dga-loon verhoogt, zodat zij meer inkomstenbelasting gaan betalen;
- u moet kritisch naar de hoogte van uw salaris uit uw eigen bv kijken. Vooral omdat een stijging van het dga-loon een hogere box 1-inkomstenbelasting met zich meebrengt. En de aftrek van die extra salariskosten bij de bv levert vaak minder belastingbesparing op, dan in de box 1- inkomstenbelasting verschuldigd is. U gaat per saldo als dga bij een salarisverhoging dus meer belasting betalen;
- en u moet kritisch kijken naar de verhouding tussen management fee en dga-loon. Die verhouding dient ook in 2023 nog te kloppen.
Tarief inkomstenbelasting box 1
Het inkomstenbelastingtarief in box 1 wordt verlaagd. De eerste schijf (bij een box 1-inkomen tot € 69.398) daalt van 37,07% in 2022 naar 36,93% in 2023. Verder wordt de eerste schijf verlengd van € 69.398 naar € 73.031. Daarnaast worden de algemene heffingskorting (AHK) en de arbeidskorting (AK) verhoogd.
Wat betekent dat concreet voor u:
- u bent over uw dga-loon minder inkomstenbelasting verschuldigd;
- hoeveel minder hangt helemaal van uw privésituatie af. Dat is echt maatwerk;
- alleen gooit een eventuele verhoging van het salaris weer roet in het eten, omdat die juist weer tot een hogere belastingheffing leidt.
In een tabel:
Box 1-inkomen | IB/PH | |
van | tot | |
0 | 73.031 | 36,93% |
73.031 | – | 49,50% |
Nu zijn dit wel de ‘kale’ inkomstenbelastingtarieven. Hierbij is geen rekening gehouden met de arbeidskorting (AK), algemene heffingskorting (AHK) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW).
Als we dan kijken naar het effectieve marginale belastingtarief in box 1, ook rekening houdend met de AK, AHK en ZVW geldt de volgende tabel :
Van | Tot | IB/PH | AHK | AK | ZVW | Effectief |
0 | 19.467 | 36,930% | 0,000% | -4,541% | 5,500% | 37,889% |
19.467 | 22.660 | 36,930% | 0,000% | -28,461% | 5,500% | 13,969% |
22.660 | 32.541 | 36,930% | 6,095% | -28,461% | 5,500% | 20,064% |
32.541 | 37.626 | 36,930% | 6,095% | -2,610% | 5,500% | 45,915% |
37.626 | 59.706 | 36,930% | 6,095% | 6,510% | 5,500% | 55,035% |
59.706 | 73.031 | 36,930% | 6,095% | 6,510% | 0,000% | 49,535% |
73.031 | 115.230 | 49,500% | 0,000% | 6,510% | 0,000% | 56,010% |
115.230 | – | 49,500% | 0,000% | 0,000% | 0,000% | 49,500% |
Als voorbeeld: stel een dga heeft nu een salaris van € 48.000 en verhoogt dat naar € 49.000, dan kost hem dat uiteindelijk 55,035% meer inkomstenbelasting.
1Omdat we de ZVW-percentages over 2023 nog niet kennen, hebben we hier nog even de tarieven van 2022 gebruikt.
2Het effectieve tarief in box 1 voor de eerste schijf wordt verminderd met de algemene heffingskorting van € 3.070. Dit is echter niet te verdisconteren in het
effectieve tarief in deze schijf.
Aftrek tegen lager tarief
U kunt gebruik maken van fiscale aftrekposten in box 1, zoals de hypotheekrente, giften, specifieke zorgkosten en onderhoudsverplichtingen (zoals alimentatie). Als u dat doet, dan zijn die aftrekposten vanaf volgend jaar nog maar aftrekbaar tegen de lage box 1-schrijf van 36,93%. Dit jaar zijn die posten onder omstandigheden nog aftrekbaar tegen een tarief van 40%, namelijk als sprake is van een box 1-inkomen dat hoger is dan € 69.398. Maar vanaf volgend jaar zijn die posten sowieso nog maar aftrekbaar tegen het percentage van de eerste box 1-schijf.
Dat geldt overigens voor de meeste aftrekposten in box 1. Maar weer niet voor premies die u betaalt voor bijvoorbeeld aftrekbare lijfrente- of arbeidsongeschiktheidsverzekeringen.
Wat betekent dat concreet voor u:
- aftrekposten tellen minder zwaar mee bij het drukken van belastingheffing in box 1;
- waardoor u meer belasting verschuldigd wordt als u een hoog box 1-inkomen hebt.
Lenen bij de eigen bv
Als u geld leent van uw eigen bv, mag dat vanaf volgend jaar niet meer zijn dan € 700.000 (was eerst € 500.000). Dat bedrag van € 700.000 geldt voor u en uw fiscale partner samen. Andere familieleden, zoals kinderen, mogen daarnaast ook € 700.000 per persoon bij uw bv lenen. Daarbij tellen overigens leningen voor een eigen woning niet mee. Maar wel leningen die zijn gesloten voor de financiering van privébeleggingen (w.o. beleggingsvastgoed en vakantiewoningen), ondernemingen van kinderen, enzovoort.
Als u meer dan € 700.000 leent bij uw eigen bv, dan mag dat op zich wel, maar dan wordt het meerdere aangeduid als ‘excessief lenen’ en vervolgens met inkomstenbelasting belast alsof het een dividenduitkering is.
De eerste peildatum voor deze nieuwe regel is 31 december 2023. Dan wordt gekeken welk bedrag u totaal bij uw bv(‘s) hebt geleend. Als het op die datum hoger is dan € 700.000, kost dat belastingheffing. Als u op 31 december 2023 bijvoorbeeld € 800.000 hebt geleend bij uw eigen bv voor de financiering van een vakantiewoning, betaalt u over het meerdere boven € 700.000, ofwel over € 100.000 26,9% box 2-heffing (tarief 2023), ofwel € 26.900.
Daarbij worden overigens alle leningen van u en uw partner (ongeacht of het leningen zijn of rekening-courantschulden) bij elkaar opgeteld. Het aantal bv’s waarbij u heeft geleend maakt ook niet uit. Maar als u én een schuld aan uw eigen bv hebt én een vordering op uw bv, dan is het wellicht slim om die twee te salderen. Dan bent u minder belastingheffing verschuldigd.
Wat betekent dat concreet voor u:
- het is belangrijk om goed in beeld te krijgen wat u op 31 december 2023 heeft geleend bij uw eigen bv;
- als het ernaar uitziet dat u op 31 december 2023 meer dan € 700.000 leent bij uw eigen bv, is het slim om te kijken of het mogelijk is om een deel van dat bedrag voordien af te lossen, bijvoorbeeld door een dividenduitkering, of de overdracht van privévermogen aan de bv.
Overdrachtsbelasting
Het overdrachtsbelastingtarief gaat per 1 januari 2023 omhoog van 8% (2022) naar 10,4%. Dat geldt niet voor eigen woningen, daarvoor blijft het tarief 2%, afgezien van de vrijstelling (0%) voor woningen tot een aankoopprijs van € 400.000 (2022). Maar voor onder andere bedrijfsvastgoed en beleggingsvastgoed (waaronder verhuurde woningen en vakantiewoningen) stijgt het tarief naar 10,4%.
Wat betekent dat concreet voor u:
- als u overweegt om te investeren in een bedrijfspand, dan kunt u dat beter dit jaar nog doen dan volgend jaar. Dat scheelt 2,4% overdrachtsbelasting. Daarbij gaat het overigens om de datum van levering van het pand (lees: de datum van de notariële leveringsakte) en niet om de datum van aankoop (lees: de datum van het voorlopig koopcontract);
- dat geldt ook als u nog wilt beleggen in vastgoed: u kunt dat beter dit jaar nog doen dan volgend jaar.
Andere maatregelen
Behalve bovenstaande maatregelen gaat nog een aantal fiscale zaken veranderen, die voor u als ondernemer met een bv als rechtsvorm belangrijk kunnen zijn.
Bpm-bestelauto’s voor ondernemers
Per 1 januari 2025 wordt de bpm voor bestelauto’s voor ondernemers afgeschaft. De vrijstelling voor emissievrije bestelauto’s blijft wel bestaan
Onbelaste reiskostenvergoeding
De onbelaste reiskostenvergoeding voor zakelijke kilometers en woon-werkverkeer wordt verhoogd. Nu is die nog € 0,19 per kilometer (2022), die wordt komende jaren:
2023 : € 0,21;
va. 2024 : € 0,22.
Hogere bijtelling privégebruik auto’s
Bij emissievrije auto’s wordt de cap verlaagd van € 35.000 (2022) naar € 30.000 (vanaf 2023). De korting op de bijtelling blijft 6%, zodat de bijtelling wordt 22% -/- 6% is 16%. In het jaar van aanschaf van een nieuwe auto, blijft het dan geldende percentage 60 maanden geldig.
In een tabel:
Jaar | Korting | Bijtelling | Cap | Meerdere | Maximaal voordeel |
2022 | 6% | 16% | € 35.000 | 22% | € 2.100 |
2023 | 6% | 16% | € 30.000 | 22% | € 1.800 |
2024 | 6% | 16% | € 30.000 | 22% | € 1.800 |
2025 | 5% | 17% | € 30.000 | 22% | € 1.500 |
va. 2026 | Geen | 22% | n.v.t. | – | – |
Betalingskorting
De betalingskorting die geldt bij betaling ineens van de hele voorlopige aanslag Vpb wordt vanaf 2023 afgeschaft.
Aandelenopties
Het komt voor dat werkgevers aandelenopties aan werknemers geven in plaats van gewoon loon. Dat speelt vooral bij startups en scale-ups, die onvoldoende geld hebben om hogere salarissen uit te kunnen betalen, maar ook bij andere werkgevers om hun werknemers te binden. Bij een aandelenoptierecht krijgt de werknemer het recht om over een aantal jaren aandelen in de bv te kopen, tegen een vooraf vastgestelde prijs. Althans, als ze dan nog bij het bedrijf werken.
Een aandelenoptie is een vorm van loon, waar dus ook belasting over moet worden betaald. Nu wordt die belasting geheven op het uitoefenmoment, als de werknemer zijn optierecht daadwerkelijk omzet in aandelen. Op dat moment moet de werknemer dan ook belasting betalen, terwijl hij daar het geld vaak niet voor heeft.
Vanaf 1 januari 2023 wordt de belasting als hoofdregel pas geheven op het moment dat de aandelen verhandelbaar zijn, en er daardoor wel geld beschikbaar komt of kan komen om de belasting te betalen.
En wat nog meer wijzigingen
Maar er zijn nog meer veranderingen aangekondigd, die niet zozeer u als dga raken maar toch belangrijk genoeg zijn om ze te noemen:
- de schenkvrijstelling eigen woning (de zgn. ‘jubelton’) wordt per 1 januari 2023 afgeschaft;
- het btw-tarief voor de aanschaf en installatie van zonnepanelen voor particulieren wordt vanaf 1 januari 2023 0%, waardoor investeren in zonnepanelen op privéwoningen aantrekkelijker wordt. Nu kunnen particulieren die btw in de praktijk ook vaak al terugvragen, maar dat kost nu veel administratieve rompslomp.
- de inkomensafhankelijke combinatiekorting wordt vanaf 2025 gefaseerd afgeschaft;
- de box 3-heffing blijft nog veel onduidelijkheden en onzekerheden met zich meebrengen. Het kabinet is voornemens om over de jaren 2023 t/m 2025 de zgn. spaarvariant in de wet te verankeren. Daarmee vindt het kabinet dat de strijdigheid van de huidige, wettelijke box 3-regime met het EVRM wordt opgelost;
- de leegwaarderatio van verhuurde woningen wordt fors verhoogd. Daardoor stijgt de waarde van een verhuurde woning in box 3, waardoor verhuurders/beleggers meer box 3- heffing verschuldigd worden.
Ten slotte
Deze notitie geeft de belangrijkste wijzigingen weer die op Prinsjesdag 2022 bekend zijn gemaakt. En dan speciaal voor u, als dga.
Maar het zijn algemene regels. Het spreekt voor zich dat ik graag met u wil bespreken wat dit nu precies in uw situatie voor gevolgen met zich meebrengt.